vrijdag 21 februari 2020

Hoop na haat

Ergens op de Duitse snelweg, richting Hannover. Berlijn ligt zo'n drie uur achter ons. Zoon Maarten achter het stuur, zoon Jochem ernaast en de ouwe lui achterin. De afgelopen dagen dompelden wij ons onder in de geschiedenis van de twee grote wereldoorlogen, het Nazisme, de Jodenvervolging, de Koude oorlog en het einde daarvan.

We liepen tussen de betonblokken van het Holocaustmonument, we bezochten het museum Topografie des Terrors bij een stukje overgebleven Berlijnse Muur. De beelden van opgepakte, vernederde, onschuldige mensen die nog minder werden behandeld dan beesten blijven, ook na 75 jaar, afschuwwekkend en misselijkmakend.

Mijn haatgevoelens waren springlevend bij het zien van de uniformen, de bordjes met 'Juden nicht erwünscht'. Ik rilde bij de ontreddering in de ogen en de inbeelding van het gekrijs van de slachtoffers. Maar ik was ook onder de indruk van de kracht van de Berlijnse vrouwen, die na de oorlog tussen de puinhopen zochten naar wat ooit was.

Na een tijdje rond te hebben gelopen in de nagebouwde bunker van Hitler en daar met terugwerkende kracht te worden geschokt door de gevolgen van de indoctrinatie van het Duitse Rijk, was het genoeg. 

Ik ben grootgebracht met verhalen over de oorlog. Mijn opa en oma zaten in het verzet. Mijn moeder bracht een groot deel van haar jeugd door met onderduikers in huis en zag de dode lichamen van twintig gefusilleerde dorpsgenoten in de sneeuw liggen. Mijn vader had interesse in alles wat met de oorlog te maken had en bezat een rijke collectie aan boeken en films. In elke vakantie bezochten wij een oorlogskerkhof of monument.

Niet vreemd dus dat dit doorwerkt in de volgende generaties. Mijn kennis is, in vergelijking met wat zoon Maarten allemaal weet over '40-'45 en daarna, te verwaarlozen. Maar dat ik een klein schakeltje mag zíjn in de kennisoverdracht is een mooie gedachte. En dat er nog steeds jonge mensen zijn die de verhalen en de geschiedenis opzuigen is hoopgevend. 

De ellende is vaak voor ons ver weg maar door de aanslag in Hanau worden we, dichtbij, met de neus op de feiten gedrukt. Wat kunnen we meer hebben dan hoop? Hopen op de massale afkeuring van discriminatie en moordpartijen. Hopen dat het besef doordringt dat minderheden de schuld geven van de problemen niet de oplossing is. Hoop op wijze wereldleiders en politici die de juiste keuzes weten te maken. 

En dat hoop de haat overwint. De haat, die ook ik de afgelopen dagen van binnen heb gevoeld.


zondag 16 februari 2020

Achter je vrouw aanhobbelen


Gisteravond zat ik in de Euroborg. Niet omdat ik plotseling bekeerd ben tot Koning Voetbal. Nee, ik was bij bioscoop Kinepolis. Samen met Peter, voor de film van Herman Finkers.

We zaten ruim, op de hoek van rij drie,  mét beenruimte. Bijna net als thuis, alleen het voetenbankje ontbrak.

Het stel, met name de vrouw, dat achter ons schoof was nogal prominent aanwezig. Het begon al toen zij haar jas uitdeed en tot twee keer toe respectievelijk Peters hoofd en schouder aantikte. Tijdens de saunareclame, die steeds op het scherm verscheen,  becommentarieerde ze de foto met jonge mensen in het bad. Dat beeld klopte volgens haar niet, want in de sauna zie je alleen maar zestigplussers. Vervolgens begon ze over haar voordeelpasje van het Kruidvat. Je deelt eerst al je gegevens voor kortingen en vervolgens zie je de producten een week later met korting in het schap liggen. Irritant dus. Ik stootte Peter aan en fluisterde: 'Dan neemt ze die pas toch niet?' 'Inderdaad, hou je snavel' was onze eensgezinde conclusie. Misschien dacht die man dat ondertussen ook wel maar hij hield zich, buiten wat gehum en gegiechel, op de achtergrond.

Tijdens de presentatie van nieuwe films ging het gekakel gewoon door. Toen er op het scherm een melding kwam dat storend gedrag in de bioscoop op een 06 nummer gemeld kon worden dachten wij hetzelfde. In plaats van over te gaan tot actie stootten we elkaar weer aan. Toen de hoofdfilm begon ebden haar woorden in de eerste seconden weg, nadat ik 'sssst' deed. Gewoon toeval natuurlijk.

De film gaat over een langdurige relatie met ingesleten patronen, die voor hoofdpersoon Jan, steeds meer als benauwd, worden ervaren. Hij durft niet te scheiden en in plaats daarvan doet hij zich voor als dement. Hij wordt opgenomen op een gesloten afdeling van een verpleegtehuis om op die manier van de extreme betutteling van zijn vrouw Gedda af te komen.

Een film vol humor en tragiek. Maar ook de liefde die daar doorheen sijpelt is kenmerkend voor hun relatie. Ondanks de last die Jan in zijn huwelijk ervaart blijft de liefde voor Gedda onomstotelijk.

'Hier heb je ook van die mannen, die achter hun vrouw aanhobbelen.' Het was Peters conclusie toen tijdens de pauze menig stel zich dorstig of uitgehongerd naar de shop begaf. Ik moest erg lachen om zijn scherpe observatie.

De film ging verder. Het bleef opmerkelijke stil achter ons. De vrouw was gegrepen door het thema van de film. De man zag zijn missie als geslaagd. 
Hij hoeft voorlopig geen Alzheimer te faken. 


donderdag 13 februari 2020

Vaag verhaal man


Lijn 183, 's ochtends even na achten. Richting Vinkhuizen -  Zernike.

Bij de halte Johan van Zwedenlaan stapt een jongen in. Jaar of dertien, rode capuchon. 'Mijn vader is naar Frankrijk gevlucht, ruzie met m'n moeder.' Het is het eerste wat hij zegt tegen de jongen die al eerder is ingestapt. Hij gaat verder : 'Mijn moeder is helemaal overspannen met twee kinderen. Maar ik wil later ook twee kinderen.'

De bus gaat de bocht om. De beide jongens praten verder over gezichtscrèmes. En over hun kapsel. Dat wil nooit wat zij willen, ook al gaat er een lading gel op.

'Ik was maandag nog vrij, ik had een lang weekend', zegt de capuchondrager. 'Naar je vader geweest?' vraagt zíjn maat. 'Nee, hij is gisteren pas weg gegaan', antwoordt hij.
'Echt een vaag verhaal man', klinkt het peinzend. De capuchondrager reageert met:  'Ik was bij Centerparcs. Vette glijbanen daar. En meteen  daaropvolgend: 'Ga je ook naar het schoolfeest?' 
'Weet ik nog niet. Berlijn wordt wel gaaf.'

Bij halte Metaallaan stapt het tweetal uit. Ik volg ze tot het schoolplein van de Leon van Gelder.
Ik loop verder richting mijn werk. Met een vaag verhaal. Het blijft de rest van de dag in mijn kop zitten. 

zaterdag 8 februari 2020

Wij doen geen zaken aan de deur


Wij doen geen zaken aan de deur. Dit staat op een bordje bij een huis uit mijn buurt en heeft altijd mijn aandacht als ik langs wandel.

Waarschijnlijk hebben de bewoners een paar keer een vervelende ervaring gehad en proberen zij verkopers en bekeerders op die manier op afstand te houden.

Die afstand lukt in mijn geval niet helemaal. Hoewel ik niets te verkopen of te bekeren heb kijk ik - júist vanwege dat bordje - extra naar binnen als ik langs wandel. Ik zie dan altijd een seniorman die aan een tafel zit. Soms met laptop, soms met krant.

Ik stap door.
Met mijn gedachten, bij het huis, het bordje en die man stap ik door.

Zou hij helemaal nooit gestoord willen worden? Durven collectanten nog aan te bellen of gaan ze zijn deur voorbij? En de kinderen met Sint Maarten, de voetballertjes met oliebollen, de jeugd voor Jantje Beton of met kinderzegels? Of geldt het bordje alleen voor de snelle jongens van het energiebedrijf?

Ik stap door.

Zou er een vrouw zijn? Of een vriend, vriendin, kind, kat of kanarie met wie hij wél zaken kan doen? Wil doen. Hoopt te doen?

Ik stap door maar wil terug.
Uitzoeken hoe het zit met de zaken op het bordje. Aanbellen en vragen. Maar ik weet niet of ik dan een zaak heb waar wél aan gedaan wordt. Nou ja, het zijn mijn zaken natuurlijk niet.

Stom bordje.