vrijdag 16 maart 2018

Wilde haren

Als ik mijn sokken uitdoe is mijn teleurstelling groot als zie dat ik vanochtend tijdens het scheren toch nog een paar haartjes op mijn tenen over het hoofd heb gezien terwijl ik juist dacht dat ik alles keurig weg had gehaald, als voorbereiding op een behandeling bij de pedicureschool. Gelukkig is het niet zo dramatisch als die keer toen ik zat te wachten in het ziekenhuis voor een behandeling bij de kaakchirurg en mijn oog viel op een sliert beharing op mijn rechterkuit. Mijn paniekreactie ging vrij snel over in berusting want doorgaans lig je bij een kaakchirurg niet op je buik en zou er van mijn onzorgvuldige scheergedrag toch niks te zien zijn. 
De steeds terugkerende en vooral geestdodende ontharingsklus hangt me bij tijden de keel uit. Maar om een beetje fatsoenlijk de zomer of de sauna in te gaan zie ik geen andere optie. Voor een echt goed en volledig haarvrij resultaat moet je al haast een spiegel gebruiken om de dooie hoeken niet over het hoofd te zien. En dan nog is er altijd wel een recalcitrant exemplaar wat weer ergens op een teen of in een knieholte de kop op steekt. 

Gebruikte ik in het verleden een echte ladyshave, ontharingstrips en dito crème, nu neem ik sinds jaar en dag scheerschuim en een mesje ter hand. Maar bij een te snelle handeling geeft dat steevast open wondjes en is de kans groot dat ik bepleisterd door het leven moet. En hoe ondankbaar is het als je na een dag al weer met stoppels op je jeukende benen loopt, er pukkels op je bikinilijn prijken en het hele ritueel weer van voren af aan kan beginnen? De haren op mijn vingers laat ik voor wat ze zijn maar als ik mijn natuur opvolg trek ik ze er één voor één uit. Gezichtsbeharing is ook een terugkerend probleem en is enige haarproject waar ik mijzelf niet aan waag. Elke drie weken laat ik dit op geheel Turkse wijze, inclusief nylondraad, vakkundig verwijderen. 

Overmatig haargroei een teken van kracht? Ach, door zwangerschappen, het in staat zijn om kinderen te baren en het doorstaan van maandelijkse ongemakken hebben vrouwen al lang bewezen dat zij het sterke geslacht zijn.  Een haaroverschot dient slechts als extra bevestiging.


woensdag 14 maart 2018

Verhalenschat

‘Wie ben ik?’ Haar ogen glinsteren terwijl ik denk: ‘Stomme vraag, ze is toch niet in de war?’ ‘Jaaaa, jij bent Ineke.’ Ze lacht. Ik leg mijn hand op haar arm.
Ze ligt in een bed op de verpleegafdeling van het verzorgingshuis waar ze woont. Ik ben gaan zitten op een rollator die ik van de gang heb geplukt. Mijn armen leunen op het hek van het bed. Ik pak mijn telefoon en laat haar foto’s van mezelf door de jaren heen zien. Haar wijsvinger gaat naar de plaatjes. ‘Dit meisje werd dát meisje,’ zegt ze als ze mij lachend aankijkt. Ze pakt het bekertje water wat op het uitgeschoven plateautje van het nachtkastje staat en brengt het rietje naar haar mond. Even later strijk ik wat zalf over haar droge lippen. ‘Je moet hier maar wat vaker komen’, zegt ze. Dat zal ik zeker doen, ik wil heel graag nog meer verhalen horen over vroeger maar ook over de familie en over mijn vader, antwoord ik. ‘Jouw vader kon ook zo mooi vertellen. Ik had zijn verhalen graag opgenomen maar dat wou hij niet’, zegt ze. Als zijn oudere nicht heeft ze mijn vader van jongs af aan gekend. Ze vertelde mij al eerder dat mijn vader en zijn jongere zusje onafscheidelijk waren, totdat dat zusje op 5 jarige leeftijd overleed. De levendige manier waarop ze de verhalen vertelt is een streling voor mijn oren. Ik zuig ze op en ik weet dat ik bij haar moet zijn voor nog meer details over de jeugd van mijn vader, mijn opa, oma ,(oud)ooms,(oud)tantes, overgrootouders en alle mooie, verdrietige, opmerkelijke en humoristische anekdotes die daarbij horen. Zij is de enige die ik ken die dat nog kan doen. De harde schijf van deze 96 jarige is nog helemaal intact. Daar wil en moet ik gebruik van maken zo lang dat kan.

Voor nu is het genoeg geweest en neem ik afscheid van haar. Ik schuif de rollator weer op de gang. De volgende keer is hij weer voor mij.



zaterdag 10 maart 2018

Een (kleding) stuk!

'Dit is de laatste winkel en dan houden we op.'

Ik ben met mijn moeder in Roden en we hebben wat rond gestruind in verschillende kledingwinkels. Mijn moeder is niet echt op zoek naar iets, toch zou ze een lekker vestje best leuk vinden maar met een stellig: 'Die zijn nergens te krijgen, ik heb er vorig jaar ook al naar gezocht', heeft ze de moed al nagenoeg opgegeven en stappen we de laatste winkel binnen. We zien twee dames achterin de winkel. Ze zijn bezig met het sorteren van diverse kledingsetjes voor de naderende modeshow die zo gewild is dat de kaarten ervoor al uitverkocht zijn. De eigenaresse van de winkel gaat meteen op zoek naar een geschikt vestje voor mijn moeder. In no time heeft ze er twee gevonden die zo heerlijk zitten en goed vallen dat mijn moeder ze besluit te nemen. Daar hoort uiteraard ook een shirtje en bijpassende broek bij. Dat shirtje is zo gevonden maar de broek is een obstakel. Niet zo zeer omdat ie lastig te vinden is maar om de hekel die mijn moeder er aan heeft om deze te passen. Zonder haar iets op te dringen doet de zoete overredingskracht van de dame in de winkel mijn moeder toch redelijk snel in het pashokje verdwijnen. Het eindresultaat is een plaatje en ondanks de twijfels van mijn moeder of deze kledingstijl wel bij haar leeftijd past is ze zienderogen gelukkig met haar keuze. De winkelier is niet minder enthousiast over de outfit maar vooral geraakt door de persoonlijkheid van mijn moeder van wie ze tijdens de passessie al heeft gezien en gehoord dat die heel bijzonder is. 'Zo is het toch leuk om oud te worden?' lacht ze. Met een halsketting en een kleurtje op de lippen wordt mijn moeder op beeld vastgelegd. Het kopje koffie op de goeie afloop valt er heerlijk in.

In deze winkel heeft men tijd en wordt er geluisterd naar de wens van de klant. 'Die dame heeft wel plezier in haar werk,' klinkt het naast me als we de zaak uit stappen. Grote kans dat dit niet de laatste maar de eerste winkel wordt waar ik een volgende keer met mijn moeder over de drempel zal gaan.

vrijdag 9 maart 2018

Kouwe drukte

IJzige kou in Nederland. Zolders worden doorzocht op schaatsen die ergens achter een schot een lustrum aan het vieren zijn. De afgelopen winters kwam er van schaatsen op natuurijs weinig en moesten de echte liefhebbers een ritje naar de kunstijsbaan maken. De laatste keer dat ik mij op glad ijs begaf is zo'n vijf jaar geleden. Een uitmuntende schaatsster ben ik nooit geweest, toch kon ik mij redelijk staande houden en maakte ik talloze rondjes. Totdat ik uitgleed en mijn staartbotje het zo zwaar te verduren kreeg, dat het verstandig was om de handdoek definitief in de ring te gooien. Wel een fijne beslissing omdat ik er nu niet meer over na hoef te denken of ik wel of niet de schaatsen onder moet binden. Eigenlijk hou ik niet van vrieskou, tenzij de zon aan een strakblauwe lucht schijnt en er geen briesje wind staat. Helaas zijn die omstandigheden meer uitzondering dan regel en is het overwegend grijs of waait het te hard. 

Als kind had ik een keer een nare ervaring met de kou. Ik was na schooltijd gaan schaatsen op de brede sloot tegenover de school. Ik had geen handschoenen bij me en voelde na een tijdje de temperatuur in mijn handen tot ver onder nul dalen. Met betraande ogen probeerde ik de stugge veters van de Friese doorlopers met stijf bevroren vingers los te peuteren. Jankend van de pijn en compleet overstuur strompelde ik op mijn rubberlaarzen naar huis. De lauwe kraan op mijn vingers bracht mij weer bij zinnen. Daarna kreeg ik een kop hete thee en warmden mijn handen verder onder de oksels van mijn moeder.

Gelukkig liep ik geen trauma op van deze mislukte poging tot ijspret. In mijn tienerjaren werd het ijs volop gebroken tussen de jongens en meiden onder de sfeerlichtjes boven het Damsterdiep of een ondergelopen veldje in het dorp en wisten we van wanten, die ik uiteraard nooit weer vergat. Want hoe fijn de okselervaring ook was, voorkomen is nog altijd beter dan genezen.



Kwijt

Ik loop op de Nieuwe weg in Groningen. Mijn oog valt op twee sportschoenen die aan een koord tussen de gebouwen hangen. Research leert dat de bungelende schoenen symbool kunnen staan voor meerdere dingen. Zo zou op de plek waar ze hangen kort geleden een jongen zijn maagdelijkheid verloren hebben, er zouden drugs te verhandelen zijn of ze zouden er hangen uit pesterij om iemand zonder schoenen naar huis te laten lopen. Hoe het ook zij, het is in ieder geval niet een plek waar je schoenen zou verwachten maar het tweetal is in ieder geval nog bij elkaar. Hoe vaak zie je als je onderweg bent niet een enkel exemplaar dat ooit onderdeel uitmaakte van een setje? Eén sok, één gymschoen, één handschoen?  Ze zijn kwijtgeraakt en de eigenaar zal er niet naar zoeken, wellicht niet eens missen.

Als kind kreeg ik van mijn opa en oma een zilveren armbandje met mijn naam erop. Ik had het altijd om, ook als ik in bomen klom of hutten bouwde. Niet zo slim want er kwam een dag dat ik het kwijtraakte. Ondanks meerdere zoekpogingen vond ik het nooit weer terug. Mijn grootouders vonden dat blijkbaar sneu want ik kreeg een nieuwe. Ze moeten bij de aanschaf gedacht hebben dat het niet verstandig was om voor mij opnieuw een zilveren sieraad te kopen want ik kreeg daarvoor een nepzilveren exemplaar in de plaats.

Ik heb blijkbaar iets met kwijtraken. Helaas ontkomt zilver daar ook niet aan. Zo ben ik ook eens een zilveren ring en nog maar recent een zilveren slavenarmband kwijtgeraakt. Elke keer steekt dat want naast de pijn als gevolg van het verlies van iets kostbaars, veroorzaakt mijn al of niet aangeboren klunzigheid een soort altijd aanwezige onrust omdat ik bang ben om iets te verliezen. En dat is nou juist iets wat ik wél eens kwijt zou willen raken.

Vorige week kreeg ik van mijn oudste zoon als verjaardagscadeautje een armbandje van echt zilver. De angst voor verlies van het sieraad werd vooralsnog verdrongen door gevoelens van vertedering die zijn gebaar bij mij aanwakkerden. En dat soort gevoelens hoop ik nou nooit kwijt te raken.





Februari

De heerlijke februarizon die langzaam maar zeker afscheid van de winter neemt. Op het bankje achter mijn huis eet ik mijn lunch, in de vorm van twee crackers met humus en warm ik mij aan de krachtige stralen. De fleece deken die mijn benen bedekt is eigenlijk overbodig. Deze maand staat toch wel ergens op mijn lijstje van favorieten. Niet helemaal bovenaan maar wel goed voor een flinke middenmoter. Sneeuwklokjes die hun best doen om op te komen zijn een voorbode van het lenteseizoen. Het is licht als je ’s ochtends de deur uit stapt en dat is het nog steeds als je ’s avonds na je werkdag weer naar binnen komt.

Ik werd geboren op de 22e van februari op een boerderijtje op het Groningse platteland. Het was een tijdelijk onderkomen voor mijn ouders en hun kroost omdat er gebouwd werd aan een nieuwe woning. Als ik foto’s van die plek zie van mij in de kinderwagen onder de boom en mijn broers en zus, die rondom de boerderij speelden, lijkt het net of ik die tijd bewust heb meegemaakt. Dat komt ook omdat de verhalen over die tijd vroeger bij ons thuis vaak werden verteld, waardoor ik mij een levendige voorstelling maakte van hoe het toen geweest moest zijn. 

In mijn puberteit gaf ik altijd een feestje op mijn verjaardag zelf, omdat die bijna altijd in de voorjaarsvakantie viel. Samen met mijn beste vriendinnetje, die in januari jarig is, organiseerden we ieder jaar de mooiste feestjes. Zo halverwege de zomer begonnen we al te fantaseren over de gastenlijst en de muziek die er gedraaid moest worden. De feestjes, gehouden op een bovenzaaltje in de kerk, waren altijd succesvol. Iedereen die was uitgenodigd kwam en we gingen door tot in de vroege uurtjes. De volgende dag gingen we samen puin ruimen en werd de avond tussen de overgebleven drankjes en chipsresten nog eens geëvalueerd. Een mooie tijd. Februari zal voor mij, mede door deze prachtige herinneringen, altijd bijzonder blijven.  

dinsdag 13 februari 2018

Het gedram van Pia

Als Pia Dijkstra haar zin krijgt beslist de overheid na je dood over je organen. tenzij je op een formulier een nee invult. Nu blijkt in de praktijk dat er toch nog veel onduidelijkheden aan haar wetsvoorstel kleven en willen critici er in verwerkt hebben dat de nabestaanden uiteindelijk het laatste woord hebben om wel of niet tot doneren over te gaan. Een ingewikkeld proces, net als het hele gebeuren rond orgaandonatie zelf. 

Wie is de overheid om te beslissen over de organen van een ander? Dat zou toch vooral een vrije keuze moeten zijn vanuit de mensen zelf. En daar zit 'm nou juist ook het dilemma. Die vrije keuze. Buiten de hele discussie over de eventuele wetswijziging is de vraag of je de keuze, welke die ook is, wel kunt overzien als donor. Zakelijk gezien lijkt het allemaal niet zo spannend en hoor je geluiden als: 'Ik merk er toch niks meer van als ik dood ben' en ' je wilt toch zelf ook een orgaan van een ander als dat je leven redt?' Maar wat in deze discussie niet helemaal uit de verf komt is de impact die het verliezen van een geliefde door de dood, zeker als deze abrupt komt, op de nabestaanden heeft. Toegegeven, het wordt wel aangestipt en er wordt nu over gesproken om de mogelijkheid op te laten nemen dat de nabestaanden uiteindelijk kunnen beslissen, toch mis ik iets van compassie en empathie. Immers, afscheid nemen, vooral in de eerste week na overlijden, is een intens proces, dat gepaard gaat met allerlei emoties. Mensen, die dit mee hebben gemaakt, weten hoe dat is. Zij, die dit nog niet van heel dichtbij hebben meegemaakt, kunnen er alleen maar naar raden. Niet iedereen is er dan toe in staat om zulke immense keuzes te maken, zeker niet voor iemand die dat zelf niet meer kan. En schiet de wet zijn doel niet voorbij om die keuze bij de nabestaanden neer te leggen? Het is toch de 'keuze' van de overledene? En worden de nabestaanden dan niet belast met iets waarover zij mogelijk op dat moment helemaal niet kunnen beslissen? 

De laatste tijd hoor ik ook regelmatig dat je hypocriet zou zijn als je niet wilt doneren, en dat je in dat geval ook geen recht hebt op een orgaan van een ander, mocht dat nodig zijn. Niemand wil als hypocriet te boek staan en onder de morele druk kun je je gedwongen voelen om ook maar te zeggen dat je voor bent, terwijl je misschien nog helemaal niet zo ver bent. Misschien wel nooit zo ver komt om  weloverwogen een besluit te nemen, of dat nou ja of nee is.

Uiteindelijk beslis je zelf wat er met je organen gebeurt, niet de overheid. Een tekort aan donoren mag nooit een reden zijn om dat om te draaien. De nieuwe wet zou om die reden kunnen leiden tot meer 'nee' geregistreerden en dat was nou juist niet wat D66 beoogt met deze wetswijziging. Meer bewustwording kan uiteraard. Maar dan wel zo dat alle facetten belicht worden, op een transparante en zuivere manier, rekening houdend met de gevoelens van een ieder. Van de weigeraars en de twijfelaars maar ook die van de nabestaanden en de donoren.

En ook al leg je alles vast, als je er voor komt te staan kan alles opeens zo anders zijn. 







woensdag 7 februari 2018

Beelden(d)

‘Eerst wou je tegels en nu moet het weer hout zijn?’ ‘Nee-ee, ik bedoel tegels op de muur en hout op de vloer.’ 
Een kleine conversatie in een bouwmarkt waar ik afgelopen weekend rondstruinde. Ik keek het duo na en maakte mij een voorstelling van het toilet waar ze over steggelden. Maar omdat ik me moest focussen op radiator ombouwconstructies was het niet handig om mijn fantasie los te laten op de woninginrichting van het stel, laat staan om de interactie tussen beiden aan een analyse te onderwerpen.

Soms is het lastig om steeds prikkels binnen te krijgen op momenten dat dit niet direct gelegen komt. Gelukkig zijn de beelden die ik ontvang ook vaak wél gewenst en geniet ik van wat ik voorgeschoteld krijg. Van de week stonden er twee dames in het gangpad bij de uitgang van de bus. Ze kenden elkaar niet. De ene zocht naar het stopknopje terwijl de andere zag dat ze dat deed en haar vertelde dat dit zich aan de andere kant van de paal bevond. Er ontstond een gesprekje waarin buservaringen werden gedeeld. Ik observeerde de trekken in de gezichten en de glans in de ogen van de twee. Er was herkenning maar ik signaleerde ook een zekere sympathie over en weer. Ze stapten samen met mij uit. Ik zag dat ze allebei dezelfde richting op liepen en er klonk ‘werkse vandaag!’ Terwijl ik de andere kant op liep keek ik nog eens om. ‘Dit moeten vriendinnen worden’, ging er door me heen en ik moest de neiging onderdrukken om ze met deze boodschap achterna te hollen.

Later op de dag zat er in een volle bus een vrouw tegenover mij die omhoog kwam terwijl het voertuig  nog reed. Ze rolde half over het meisje heen dat naast haar zat. Enigszins verwilderd en gewapend met rolkoffer stuntelde ze naar de uitgang. Mijn opmerking ‘als ze nou even wacht tot de bus gestopt is...’ was overbodig maar kwam overeen met de emotie die ik in de lach van het meisje opving.




dinsdag 6 februari 2018

Te veel eer

Betweterige mannen die hun mening ongenuanceerd ventileren. Dat is het beeld wat ik heb van het programma Voetbal Inside. En helaas moet ik hier in huis met allemaal voetballiefhebbers ook regelmatig aankijken tegen de kerels aan tafel. Gelukkig heb ik een iPad en oortjes zodat ik me af kan sluiten van het voetbalgelul, wat overigens een steeds kleiner onderdeel van het programma is geworden. Immers, de meeste tijd wordt gestoken in het lacherig commentaar geven op zaken uit de media, veelal met een denigrerend ondertoontje. Dat is al tijden het concept van het programma en gezien de kijkcijfers is daar in Nederland een grote markt voor. 

Het kon dan ook niet uitblijven dat er grappen zouden worden gemaakt over transgenders. Het past helemaal in het plaatje dat van der Gijp in vrouwenkleren en pruik in beeld verscheen en lollig poogde te zijn. Een voorspelbare reactie op de coming out van een Belgische journalist.

Dit soort humor heeft het programma gemaakt tot wat het is en een groot gedeelte van de Nederlanders smult er van. Ik val niet onder deze doelgroep en kreeg, zoals wel vaker, een gevoel van plaatsvervangende schaamte bij het zien van een verkleed persoon. Dat heb ik ook met clowns, van der Gijp is daar geen uitzondering op. 

De commotie die nu opnieuw is ontstaan geeft aan dat de mannen en hun grappen, die vaak ten koste van anderen moeten gaan, in mijn ogen veel te serieus genomen worden. En het is hen wederom gelukt om extra publiciteit te krijgen, ook ik draag daar nu aan bij. Gelukkig zijn de heren niet in de positie om beleid te maken op allerlei maatschappelijke ontwikkelingen en kunnen ze mooi bij hun eigen leest blijven. En laat die vooral doordrenkt zijn van voetbal. 



maandag 5 februari 2018

Nou vraag ik je

'Vinden jullie het niet gezellig dames?' Hij ploft naast ons neer en vraagt nog eens of wij het niet gezellig vinden. Mijn vriendin die als een soort van scheidingswand tussen hem en mij in zit nipt van haar rosétje en gaat eens verzitten. Haar rug zo ongeveer tegen zijn neusgaten. 'Het is hartstikke gezellig hier',  antwoord ik hem. 'Nou, omdat jullie hier zo zitten, dacht ik dat jullie het niet gezellig vinden', gaat hij verder. 'Heel gezellig maar we gaan nu weer!' Snel duiken we de 40up zaal van de Oosterpoort weer in om nog meer gezelligheid te proeven.

Hoewel mijn vriendin en ik het op het bankje heel gezellig hadden zag het er blijkbaar voor de meneer in kwestie niet zo uit en vond hij het nodig om daar een opmerking over te maken. Wellicht was hij zelf wel op zoek naar gezelligheid en dacht dit bij ons te kunnen vinden. Dat had misschien nog best gekund mits hij zijn openingszin in een ander sausje had gegoten en zich niet op deze manier had opgedrongen. Zijn vraag had veel weg van een retorische variant, waar het antwoord al in verscholen ligt als in: 'Wie wil dat niet?' 'Denk je dat ik dat geloof?' 'Zou je daar niet eens mee ophouden?' Niet om een antwoord te krijgen maar bedoeld als nadrukkelijke mededeling en gebruikt om een statement te maken. 

Gisteren belandde ik, na een korte wandeling, met een andere vriendin in een restaurant. Wachtend op een cappuccino lagen we bijna op onze rug op een bank met onze benen languit onder de tafel. Als reactie op de vraag  van een langslopende bekende: 'Zo, kan het nog lager?' gleed ik nog eens verder van de bank zodat mijn voeten bijna haar achteruitgeschoven stoel raakten. 

'Was dat nou nodig?'

























  























  


























  






zondag 4 februari 2018

Luizen in de pels

'Wat ben ik blij dat ik hier leef.' Uit de grond van zijn hart bedankt de man achter zijn rollator het meisje dat hem zojuist zijn handschoenen achterna bracht, die hij bij de kassa in de supermarkt had laten liggen.

De uitspraak van deze meneer doet mij denken aan het liedje van juf Ank uit de tv hit ' De luizenmoeder.' Met dat verschil dat juf Ank helemaal niet zo blij lijkt als de tekst in haar liedje doet vermoeden. ' Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent'  klinkt nog enigszins geloofwaardig maar haar lichaamstaal spreekt boekdelen als ze de ouders op dwingende en quasi vriendelijke wijze  -‘Dag, dag, dag, dag ouders van groep 3’ - uit haar klas probeert te dirigeren. 

Nog voordat de les is begonnen is juf Ank al half overspannen en wordt ze tot wanhoop gedreven door claimende ouders, die geen enkel begrip kunnen opbrengen voor de tijdsdruk waar zij onder staat. De prinsjes en prinsesjes moeten in de klas tot aan hun stoel worden  begeleid waar, alsof ze een reis voor het leven gaan maken, een uitgebreid afscheid volgt. Voor vertrek moet er dan ook nog eens langdurig naar elkaar gezwaaid worden. Vaak fungeert het lokaal als hangplek voor ouders die met elkaar afspraakjes maken voor koffie- of andersoortige momentjes, waar speelafspraken worden geregeld, het ongenoegen geuit wordt over het beleid van de school, roddels op tafel worden gegooid,  tegen elkaar op geboden wordt voor wat betreft de prestaties van hun kroost en om als het even kan de leerkracht te informeren over de emoties van hun kind en of hij of zij daar vooral rekening mee wil houden.

In ‘mijn’ tijd ging het niet anders, hoewel je ook wel een tegenovergesteld patroon zag van ouders, die hun kinderen bij school dumpten, nooit op de hoogte waren van uitgevallen lessen en de verjaardagen van leerkrachten of structureel niet op kwamen dagen op de tien minuten gesprekken om over de ontwikkeling van hun kind te horen.

Dat vond ik nou niet bijzonder, alleen maar heel raar.






zaterdag 27 januari 2018

Liedjes

Een ritje vanaf de supermarkt. Uit de autoradio schalt: 'Somewhere only we know' van Keane. Mijn hand gaat richting de volumeknop en met mijn duim en wijsvinger draai ik 'm een kwartslag naar rechts. Het is een moment waarvan ik wil dat het niet voorbij gaat. Helaas is het stukje naar huis maar kort. Als ik op de parkeerplaats ben gearriveerd blijf ik nog even zitten. Zodra het liedje af is haal ik, met grote tegenzin, de sleutel uit het contact zodat ik niet in de verleiding kom om nog langer in de auto te blijven zitten.

Muziek kan mij in andere sferen brengen. Vaak word ik er blij van, soms melancholisch, verdrietig, opstandig, vastberaden, jaloers, hoopvol of me bewust van wat ik wel of niet heb, waar ik naar verlang of juist verafschuw. Zo zijn er ook veel vergeten nummers, die ik vroeger grijs draaide maar die je nu nagenoeg nooit meer hoort, althans niet op de zenders die ik luister.

Laatst kwam ik op een maandagochtend niet zo op gang. Ik kreeg een berichtje op mijn telefoon van iemand, die ik nog nooit ontmoet heb maar aan wie ik door een gemeenschappelijke vriendin virtueel gelinkt ben. Zij voelde mijn statische modus op telepathische wijze feilloos aan en liet mij weten dat ze naar de muziek van Matt Bianco luisterde. "More than I can bear!" typten we tegelijkertijd op onze telefoon. Ik zocht het nummer op en de stroompjes adrenaline in mijn aderen begonnen een eigen leven te leiden. Niet zo zeer omdat dit nou een vrolijk nummer is bij uitstek maar om de opbouw, de sfeer en de nostalgische lading van het liedje. Leuk om dit met een generatiegenoot te delen. Bijkomend voordeel was dat zij mij hiermee van de bank af kreeg en wist te voorkomen dat de was lag te verschimmelen in de machine.






vrijdag 26 januari 2018

Ongewenste geluiden

‘Eigenlijk is het best goor om de eetgeluiden van een ander aan te horen.’ Dat zei mijn middelste zoon laatst toen we aan de avondmaaltijd zaten.  Bij afwezigheid van zijn oudste en jongste broer zat hij als enige bij mijn partner en mij aan tafel. Hij was niet helemaal fit, had net even een tukje gedaan en had geen trek. Omdat hij zelf niet at, bereikte onze 'hap, kauw en slik' sound zijn gehoorgangen met een extra tandje volume.  De taco’s die op het menu stonden zorgden voor nog meer Koekiemonsterachtig spektakel waardoor ik hem niet anders dan gelijk kon geven.

In dit geval uitte mijn zoon zijn ongenoegen, omdat het kon. Hoe anders is dat als je soortgelijke geluiden hoort bij mensen die verder van je af staan en tegen wie je niet durft te zeggen dat je je daar aan stoort. Zo had ik jaren geleden een collega, die zijn neus op zo’n manier ophaalde dat hij zijn complete neusinhoud met bijgeleverd keelgeluid richting zijn hersens snoof.  Zeker een paar keer per minuut en altijd tijdens de koffie of de lunch. Verkouden of niet, het  produceren van dit geluid zat gewoon in zijn systeem. Ik werd er misselijk van maar was niet assertief genoeg om dat te uiten, dus onderging ik het.

Maar het kan nog erger. ’s Ochtends bij de bushalte zijn er wel eens jongens die het nodig vinden om op de tegels te spugen. Het spugen op zich is één ding maar vooral het geluid wat klinkt als het de tegel bereikt is niet te harden, ik ga er nog net niet van over mijn nek . En ook dat moet blijkbaar in de herhaling zodat de hele stoep binnen de kortste keren bedolven ligt onder vieze kwakjes.  En waarom? Met hetzelfde gemak slikken ze het eigen mondvocht door en hoeft niemand zich te ergeren of zich ongemakkelijk te voelen.   Helaas is dat niet het geval en heb ik nog een lange weg te gaan.  Of ik bedenk een nieuwe #MeToo. Voor erkenning  van grensoverschrijdende lichaamsgeluiden.

donderdag 18 januari 2018

De kul van Blue Monday

Grijs, grijs en nog eens grijs. Meer zie ik niet als ik naar buiten kijk. De januarimaand is al weer mooi op haar helft en een zonnetje zou nu toch best welkom zijn. Ik kan een enorme bewondering opbrengen voor deze mooie goudkleurige planeet. Van de week nog toen ik haar in volle glorie in de vroege ochtend als een grote rode bol aan de lage hemel zag staan.

Toch hebben de weersomstandigheden ‘an sich’ geloof ik weinig invloed op mijn gestel. Geen zon die mij uit de put kan trekken als ik daar eenmaal in terecht ben gekomen. Natuurlijk heb ik liever een stralende zomer dan een natte, miezerige variant maar bij een goeie depressie ben ik ‘m liever kwijt dan rijk. Net als fluitende vogels en goeie muziek, waar ik onder normale omstandigheden erg van kan genieten, kon ik tijdens mijn depressies niet aan mijn oren verdragen.

Afgelopen maandag was het 'Blue Monday'. De derde maandag in januari zou volgens een Britse onderzoeker de meest deprimerende dag van het jaar zijn. Grote onzin natuurlijk maar omdat we er ons toch wel iets bij voor kunnen stellen trappen we er massaal in. Er zijn zelfs tips opgesteld hoe je deze dag door moet komen, zoals kaarsjes aandoen, gezond eten, bewegen en positieve gedachten oproepen. Joh!  Alsof je dat zelf niet kunt bedenken. Maar juist het nut daar totaal niet van in zien en daar helemaal geen zin in hebben is precies de kern waar het allemaal om draait als je in een echte depressie beland bent.

Blue Monday heeft helemaal niets te maken heeft met volksziekte nummer zoveel maar is slechts bedacht met één of andere vage formule, om in te zetten als marketingtrucje. Toch juich ik de pogingen die nu gedaan worden om de ziekte bespreekbaar te maken zeker toe. Maar laten we dat niet alleen op een maandag in januari doen. Dat kan ook prima op een donderdag in juli. Met een zonnetje.












donderdag 11 januari 2018

Met een gast aan tafel


De tweede dag van het nieuwe jaar. Ik zit midden in een opruim en weggooi sessie als mijn jongste van achter zijn playstation voorstelt om ergens een tosti te gaan eten. Eigenlijk komt het nu verdraaid slecht uit maar zijn vrolijke kop trekt mij over de streep.

Zo zitten we even later op het terras van bakkerij Van Esch in de Liekeblom. Mijn zoon achter een beker warme chocolademelk met slagroom, de tosti warmt nog in het ijzer. In deze maand van goeie voornemens neem ik een bescheiden cappuccino en schuif ik mijn koekje richting mijn zoon. Het gesprek komt op zijn opa en oma die hij nooit gekend heeft. Op mijn opmerking dat dit best jammer is zegt hij dat dit minder erg is, juist omdat hij ze niet gekend heeft  en dan: 'Die choco is heet joh!' Ik pak mijn telefoon om een paar notities te maken. 'Schrijf je alles op wat je hoort en ziet? Dan moet je erg oplettend zijn',concludeert hij. 'Niet alles, alleen als het mij raakt', antwoord ik. ’Als je de top 2000 luistert ben je niet oplettend', gaat hij verder. Ik snap dat ik met oortjes niet super toegankelijk ben en in die zin geef ik hem gelijk.

Na de versnaperingen gaan we nog even langs de supermarkt. Mijn zoon blijft bij de fietsen en ik beloof dat ik snel terug ben. Die belofte kan ik niet houden als ik bij de kassa sta te wachten en er voor in de rij een vrouw bezig is om haar overvolle kar uit te pakken. De man die achter haar staat schampert: 'Ik dacht dat de feestdagen voorbij waren.' Met 'Inderdaad, alles is weer op hè?' geeft ze hem lik op stuk.  Als ik me weer bij mijn zoon heb gevoegd en mijn portemonnee bovenop mijn boodschappen in de open fietstas leg zegt hij dat ik dat beter niet kan doen.  ‘Gast, jij kan echt niet nadenken hè?' geeft hij me nog mee.

Onoplettend, onnadenkend of verstrooid, laat het allemaal waar zijn.  Zijn directheid, observatievermogen en nuchtere kijk ontgaan mij in ieder geval niet.