donderdag 24 september 2020

Echt, hou je bek

Echt, hou je bek. Een grandioze kop boven een artikel van journalist Chris Klomp, gisteren  op zijn Facebookpagina.

 Waar ging het allemaal om? Over de Hashtag ’ikdoenietmeermee’, die dinsdag werd gelanceerd. Een aantal bekende Nederlanders suggereert hiermee niet meer mee te willen doen aan de regels om het coronavirus terug te dringen. Het vleesgeworden product van #ikdoenietmeermee zat afgelopen woensdag in de persoon van influencer Famke Louise bij Jinek om haar verhaal te doen. Dat verhaal kwam op zijn zachts gezegd niet helemaal uit de verf en haar optreden gaf aanleiding om er, onder andere door Chris Klomp, op te reageren.

 Met ‘Hou je bek’ als kop ben je verzekerd van een groot lezersaantal. Ik begrijp de woordkeuze van Chris, ik snap zijn punt en hij mag uiteraard schrijven wat hij wil om een groot publiek te trekken.

 Dat een gerenommeerd journalist voor een dergelijk stuk alleen al op Facebook ruim 2500 reacties ophaalt en dit ook nog eens 2400 keer gedeeld ziet is te verwachten. Maar in een aantal gevallen ook zorgelijk. Want ook al heeft Chris het gelijk aan zijn kant, door termen te gebruiken als ‘verwende artiesten’, ‘klein kind’, ‘ga je schamen’, goedkoop en gemakzuchtig’, geeft hij blijkbaar het startschot voor een scheldkanonnade op social media. Ik citeer: ’Famke Louise, wiens enige talent haar lelijke wenkbrauwen is’, ‘ als mensen zonder ontwikkelde hersenen gaan denken krijg je gekkies’, ‘empathieloze derderangs artiesten’, ‘egoïstische profiteurs’ en - die krijgt Chris zelf over zich heen -‘hoernalist’.

 Met harde (scheld) woorden, verwijten en vernietigende stempels, mensen naar onze hand proberen te zetten is meestal niet de manier om dat gedaan te krijgen, laat staan een oplossing te vinden. ‘Echt hou je bek’, is helaas voor velen een aanleiding om in dezelfde trant de bal terug te kaatsen. De vergelijking van niet afgeronde MBO-opleiding tot schoonheidsspecialiste van Famke Louise met de respectabele staat van dienst van medicus Diederik Gommers is voer om het ‘Wij – zij systeem’ in stand te houden.

 Gommers deed bij  Jinek het tegenovergestelde. De man weet wat empathie is en hoe hij daar invulling aan moet geven. Niet ondenkbaar dat Famke mede door zijn benadering een draai van 180 graden heeft gemaakt.











 

vrijdag 4 september 2020

'Wie bedenkt dit en waarom?'

Woensdag 2 september. Mijn moeder en ik stappen in de auto voor een bezoek aan Herinneringscentrum en kamp Westerbork.

Eerder deze zomer had mijn moeder al eens een balletje opgegooid. Ze wilde er weer eens kijken. Dat had ze ook gedaan. In haar eentje was ze er naartoe gereden. Het was er druk en het weer was druilerig. Ze was rechtsomkeert gegaan.

Afgelopen woensdag was het zover. Een blauwe lucht en een stralende zon. De paar stapelwolken onderweg trekken mijn moeders. aandacht. 'Mooi hè, die wolkjes?'

Bij het Herinneringscentrum parkeren we de auto. 'Ik kan het stuk naar het kampterrein misschien best lopen', zegt ze optimistisch. Omdat ik dat sowieso geen goed idee vind had ik eerder deze week al informatie ingewonnen over ontheffing. 'Nou, zeg maar niet dat het misschien wel lukt om te lopen, dan wordt het vast lastig met die ontheffing', reageer ik. 'Ze zien het ook wel aan mijn stok', mompelt ze.

De ontheffing komt er zonder problemen. Voordat we naar het kampterrein rijden maken we een rondje door het Herinneringscentrum. De sporen van de oorlog met beelden, geluid en tastbaarheden zoals koffers en scheerattributen van de mensen die daar hebben geleefd zijn en blijven indrukwekkend. 'Wij wisten niets van de dingen die in de kampen gebeurden', zegt mijn moeder. Pas later werd dat bekend.' Geen wonder ook als de mensen onder schot werden gehouden om verplicht te lachen op propagandafilms van de nazi's. 'Wie bedenkt er zoiets? En waarom?' Het zijn de vragen van mijn moeder waar ze waarschijnlijk nooit een antwoord op zal krijgen.

Na een kopje cappuccino en een saucijzenbroodje in de zon rijden we de mooie route door het bos naar het kampterrein. We parkeren de auto voor de slagboom. Het voormalige huis van commandant Albert Gemmeker is met glas omgeven. In mijn herinnering was dat niet zo, de laatste keer dat ik hier was, zo'n 13 jaar geleden.

Een treinwagon, herinneringssteentjes, een stukje barak en het treinspoor waar abrupt een eind aan komt. Het blijft bijzonder om hier te zijn. 'Ik ben blij dat ik dit weer eens kan zien' , zegt mijn moeder als we op een bankje in de schaduw zitten. 'Misschien is het wel de laatste keer', antwoord ik.

We lopen terug naar de auto. Als we weg willen rijden komt er een meneer naar ons toe. 'Gaan jullie terug naar de parkeerplaats? Mag mijn moeder met jullie mee terug?' vraagt hij. Ik maak plaats op de achterbank voor zijn moeder, voor hem en een mevrouw die er ook bij hoort. De hele weg terug zijn ze dankbaar dat ze mee mogen rijden.

Dankbaar ben ik ook. Voor de mooie middag met mijn moeder. Voor de kennis die zij meedraagt en daarover blijft vertellen. Voor de zon en voor de stapelwolken. 



donderdag 20 augustus 2020

Oh wat ben ik toch dynamisch

Een creatieve duizendpoot, een teamplayer of een spin in het web? Dat jij alles op alles zet voor de ultieme klantbeleving vinden wij bewonderenswaardig. 

De clichés knallen nog steeds lekker in vacatureteksten waarmee bedrijven die ene werknemer zoeken die in hun profiel past. Ook bij de functies die ik zoek, gericht op taal, communicatie en sociale media, wordt de plank nog wel eens mis geslagen.

Misschien is dit uitdagend (vreselijk woord) voor veel werkzoekenden maar ik verander nog net niet in een treurwilg als ik deze teksten lees. Het zijn namelijk allemaal termen die niets zeggen. Bovendien, wie wil er een duizendpoot of een spin in het web zijn? Of kan dit überhaupt zonder met een burn-out de afgrond in te glijden of zonder rond te lopen met een hoop zelfoverschatting? Tenzij jouw bedrijf de behoefte heeft om een jaknikker, een kruiper of een perfectionist, die neigt naar overspannenheid, in huis te halen natuurlijk. In dat geval kan de manier van werven gewoon zo blijven.

Niets  is jou te gek, je draait je hand er niet voor om…whatever.  Brandjes blussen is jou niet vreemd. Creatief, oplossingsgericht, efficiënt, accuraat. Een ‘verbinder’ is ook zo’n fijne.  Op zijn minst moet je uitleggen wat dit betekent in de baan die je als werkgever aanbiedt. Met voorbeelden en een korte beschrijving –‘je begint met een kop koffie’ - hoe een dag eruit ziet.

Ze zijn er zeker wel. Leuke vacatureteksten met gewone en toch originele woorden die je automatisch meevoeren in een tekst.  Bijvoorbeeld: Gezocht: vrolijke taalpurist. Hij of zij mag niet van slaapverwekkende nieuwsbrieven houden. De sollicitant mag verrassen met een motivatiebrief maar ook een kijkdoos behoort tot de mogelijkheden om zich te presenteren. En om de sfeer in het bedrijf te schetsen: ‘Een hond heeft een baas, ons personeel niet en met kerst doen we iets leuks met de fooienpot’. Enthousiaster wordt het toch niet?

‘We zoeken een collega die vlot, vrolijk en vriendelijk is’. Ook dat is er een voor op de goede stapel vacatureteksten. Maar als je als bedrijf jouw toekomstige collega wilt trekken met: ‘Als jij een goed gevoel hebt gekregen bij deze vacature’ dan kan dit wel maar eigenlijk zou je dat goede gevoel kracht bij moeten zetten met een emotie. Een ’goed gevoel’ zegt op zich  helemaal niets. ‘Word je blij na het lezen van deze tekst? Raak je geprikkeld of gestimuleerd? Grijp je mobiel of geef een slinger aan je computer of laptop om een sprankelende brief te schrijven’ Dat werk. Daarvan ga ik nog net niet stuiteren maar ik onderneem wel actie. De woorden komen dan als vanzelf uit mijn vingers op het toetsenbord.  De affiniteit spat er vanaf.


 

 

 

vrijdag 10 juli 2020

Maar 1 taak

Ik ben in de wereld van het UWV beland. Per 4 weken moet ik minimaal 4 sollicitatieactiviteiten opgeven. Ik heb een eigen UWV werkmap. Daar moet ik al mijn werkgerelateerde taken in vermelden. Wat ik doe, met wie, aan wie en wanneer.

Het kennismakingsgesprek wat ik met een potentiële werkgever had mocht ik niet opvoeren als taak omdat dit gesprek plaatsvond op het moment dat ik nog officieel in dienst was van mijn laatste werkgever. Dat gold ook voor het plaatsen van mijn CV op een vacaturesite. Dat had ik ongeveer direct gedaan nadat ik hoorde dat mijn contract niet zou worden verlengd. Maar ja, ik was op die datum nog niet werkloos, dus geen taak.

Om de structuur er goed in te houden moest ik een weekplanning maken. Elke dag iets gaan doen. Bijvoorbeeld Dag 1: Je CV bijwerken. Dag 2 : Inschrijving bij een uitzendbureau. Dag 3: Een Webinar volgen: hoe schrijf je een goede sollicitatiebrief? Dag 4 en dag 5 weet ik niet meer.

Dat soort protocollen weiger ik. Ik deed het zo:  Ik houd mijn oren en ogen open, kijk wat mij geschikt lijkt, bel en eventueel schrijf ik. Deze tekst heb ik gekopieerd en bij dag 2, 3, 4 en 5 geplakt.
Ik heb een coach die ik nog nooit heb gezien. Die antwoordde dat ik goed bezig ben en dat ik vooral zo door moet gaan.

Netwerkgesprekken mogen ook als taak worden aangedragen. Die heb ik best vaak. Met vrienden, oud-collega's, een kennis die ik tegenkom in de winkel (op anderhalve meter afstand) of met een familielid. Wat ik leuk vind en wat niet meer, wat me blij of juist ongelukkig maakt. Wat energie kost, wat energie oplevert.  Dat soort dingen. Ik heb dus genoeg taken die ik kan bijschrijven. Ik moet wel de datum en de naam met wie ik sprak vermelden en waarschijnlijk moet ik nog meer contactgegevens doorgeven.

Dus lieve mensen uit mijn netwerk, jullie hebben maar 1 taak.  Mochten jullie benaderd worden door het UWV met de vraag of ik met jullie gesproken heb over mijn werkambities, verschaf mij een alibi en meld wat je mij hebt geadviseerd of mee hebt gegeven om over na te denken. Ook wat we elkaar geappt hebben mag hoor. Of wat je nog niet tegen me hebt gezegd maar ooit zou willen zeggen. Ergens op een terras,  in de tuin, op de bank, of op LinkedIn, ik vind het goed. Zolang het maar over werk en vacatures gaat.

Tenzij ik desperaat word en niet meer creatief met mijn op te geven taken en data weet om te gaan ga ik dat natuurlijk niet echt doen. Maar wees gewaarschuwd. Als het UWV jullie opzoekt weten jullie dat ik in paniek ben en mij genoodzaakt voel jullie privacy te schenden.

Ach, zolang mijn coach zegt dat ik goed bezig ben is er niks aan de hand.










vrijdag 29 mei 2020

Los gaan op boa’s

Afgelopen woensdag demonstreerden de boa's in Amsterdam voor wapenstokken en pepperspray. De handhavers vinden dat zij onvoldoende zijn uitgerust om hun werk op een veilige manier te kunnen doen.

Sinds de coronacrisis hebben de boa’s er extra taken bij gekregen en worden ze erop afgestuurd om samenscholingen in parken en stranden in de kiem te smoren. Sommige mensen pruimen het niet dat een geel hesje hun vertelt wat wel en niet is toegestaan en vinden het nodig om agressief te reageren. We hebben allemaal de beelden kunnen zien van de muiterij op het strand bij IJmuiden, waarbij een handhaver met verwondingen naar het ziekenhuis moest.

Voer voor vooraanstaande columnisten als Özcan Akyol van het AD en Marcel van Roosmalen van het NRC en Radio 1. Beide heren keuren het inslaan op boa's af om vervolgens los te gaan op het beroep van deze handhavers. Akyol omschrijft hen als veredelde amateurs, minimaal geschoold,  communicatief ondermaats en niet getraind om adequaat op te treden. Van Roosmalen gaat nog een stapje verder door suggestieve vragen te stellen als 'waarom heb je dit willen worden, wat voor menstype ben je dan, ben je afgewezen bij de politieschool, moet je je laten gelden of heb je profileringsdrang?

Dergelijke neerbuigendheid draagt op geen enkele manier bij om het respect voor het beroep van boa's op een hoger niveau te krijgen. Iedereen verdient dit maar deze groep blijkbaar niet. Die mag je publiekelijk afbranden, naar beneden halen en in een hoek zetten. Overigens hadden beide heren zich ook beter in moeten lezen over het beroep, achtergrond en opleiding van de boa's voordat ze hun vernietigende oordelen de ether inslingerden.

Maar de boa's zijn in goed gezelschap.  Uit betrouwbare bron weet ik dat de meeste van hen niet onder de indruk zullen zíjn van de stigmatiserende benadering van zowel Akyol als van van Roosmalen. Zij krijgen namelijk regelmatig verbale drek over zich heen waarbij ze uitgescholden worden voor racist of neppolitie. Dat is niet fijn maar ze zijn getraind om hier nuchter en adequaat op te reageren. Iets waar de heren columnisten een voorbeeld aan kunnen nemen.

Het gebruik van wapenstokken en pepperspray laat ik in het midden. Dat is een discussie die ik graag aan de beroepsgroep overlaat. Maar juist gerenommeerde columnisten zouden het podium wat zij hebben positief in kunnen zetten in plaats van het negatieve imago, wat er toch al over de boa's heerst, alleen maar te voeden. 




vrijdag 1 mei 2020

Kappen met kwetsbaar

Je kunt geen krant openslaan of tv programma vinden zonder het woord kwetsbaar te lezen of te horen. Kwetsbare ouderen, kwetsbare kinderen, kwetsbare groepen, kwetsbare gezondheid.
In deze tijd zijn we met z'n allen kwetsbaar geworden en loopt iedereen een deuk of deukje op. Materieel of immaterieel. 

Maar ik heb iets tegen het woord 'kwetsbaar'. Omdat het mij te veel doet denken aan zielig in een hoekje wegkwijnen, hulpbehoevend zijn, afwachtend, apathisch. Maar vooral omdat het vaak anderen, de sterken, de instanties zijn die zogenaamde kanslozen bestempelen met de term kwetsbaar.

Natuurlijk zijn er mensen die om reden van gezondheid of andere mankementen minder goed mee kunnen komen. Niet aan de standaard voldoen van goed meedraaien in de maatschappij. Geen vangnet hebben of tussen wal en schip vallen. Misschien zijn er wel meer dan wij denken. Dat daar oog voor is is prima. Maar het woord kwetsbaar gaat nu zo'n eigen leven leiden. Eenzaam en zwak in een hopeloos leven. 

En even eerlijk. Wie noemt zichzelf kwetsbaar of wil zo worden aangesproken? Vaak zijn de zogenaamde kwetsbaren ijzersterk in wat ze wel kunnen omdat ze hun zwakten juist ontwikkelen, creatief in oplossingen zijn en prachtige verhalen en levenswijsheid met zich meedragen.

Kwetsbaarheid tonen is een heel andere tak van sport. Laten zien wat je niet zo goed kunt, je mindere kanten onder ogen zien en delen met een ander. Toegeven dat je een botte boer of een irritant wijf kunt zijn. Een flapuit of zwart wit. Dat maakt een persoon juist sterk.

Laten we met z'n allen wat meer kwetsbaarheid tonen en het  denigrerende woord 'kwetsbaar' niet meer gebruiken om individuen of groepen mee weg te zetten.




















maandag 27 april 2020

Apple, doe alsjeblieft of wij dom zijn!

Koningsdag 2020. Ik zit in mijn housepak, wijnrode jogger en grijze hoodie, naar oude edities van Koningsdag te kijken als mijn moeder belt. Ze heeft een melding op haar IPad gekregen. Ze leest 'm voor: Zoek mijn IPhone is uitgeschakeld op mijn Ipad. Als zoek mijn IPad is uitgeschakeld kan dit apparaat niet langer worden gevonden, in Verloren Modus worden gezet of op afstand worden gewist via icloud.com  / find of met IOS-app Zoek mijn Ipad.

Hoewel ze ditmaal het karakteristieke schijtziek, gedonder, gezever en woorden van gelijke strekking niet uitspreekt kan ik aan haar stem en toon horen dat ze er totaal klaar mee is. Dat dit niks voor ouwe mensen is, dat ze op moeten houden steeds dingen op haar IPad te zetten. Ik laat haar lekker los gaan. 

Volkomen terechte verontwaardiging overigens. Elektronicabedrijven kunnen nog best een slag maken als het om communicatie gaat. En beslist niet alleen voor ouderen. Degene die het bedacht heeft, heeft vast vol trots promotie gemaakt toen hij deze productie aan zíjn of haar manager liet zien. De inhoud van de tekst zal ook best de lading dekken. Punt is wel dat de meeste mensen niet een vreugdesprongetje zullen maken na het lezen van dergelijke melding. 

En dat is toch precies wat bedrijven als Apple wel moeten willen. Dat hun gebruikers snappen wat ze moeten doen in tijden van updates of andersoortige ongeregeldheden. Dat we na een keer goed lezen denken: 'Ah oké, nu moet ik even dit doen. Of laten. Of whatever'.

Wat misschien nog wel beter is is een gezellig, laagdrempelig nootje als in: Wij van Apple zijn weer wat aan het klooien. Uiteraard voor u, zodat het gebruik van onze apparaten nog gemakkelijker en vriendelijker zal zijn. Loop even naar uw buurjongen, bel uw kleindochter of hopelijk is er iemand anders in uw kennissenkring die u hier even fijn doorheen kan loodsen. Want wij kunnen ons best voorstellen dat u dit niet direct begrijpt. Maak u niet druk, het is niet erg, het komt allemaal goed. En ondertussen werken we aan duidelijke taal voor Dummies. 

Apple, zullen we het zo doen?



woensdag 22 april 2020

De citroen die corona heet

Zieke mensen, verlies, eenzaamheid, zaken die omvallen, haar dat steeds langer wordt, pensioengerechtigde zorgverleners die weer aan de slag gaan, handschoenen, mondkapjes, boze horecaondernemers, Rutte in een spagaat.

Mijn haar wordt grijzer, ik werk thuis en de sociale contacten zijn minimaal. Allemaal overheen te komen. Tot vanochtend rond een uurtje of 10 op kantoor.

Ik had er zin in. Het jaargesprek wat ik zou hebben met mijn leidinggevende had ik goed voorbereid. Duurzame inzetbaarheid was het hoofdonderwerp. Hoe ik mijn talenten optimaal kan benutten, hoe ik de toekomst zie, wat ik van mijn werk vind, wat ik nodig heb. Dingen waar je niet dagelijks over na denkt. Dit gesprek dwong mij er toe.

 Maar er kwam geen jaargesprek. Mijn leidinggevende, die tevens mijn directe collega is, moest mij iets vertellen. De papieren waarop ik had opgeschreven hoe ik mijn kennis en vaardigheden nog meer zou kunnen benutten legde ik op de tafel. Het hoge woord kwam er vrijwel direct uit: „Als gevolg van de crisis worden alle tijdelijke contracten  onder de loep genomen. Jouw contract kan niet worden verlengd."

Het was al eerder door mijn hoofd gegaan maar had ik het ook weer geparkeerd. ‘Het zal zo’n vaart niet lopen’. Niet helemaal als donderslag bij heldere hemel maar deze voelde ik niet aankomen. 16 juni is het einde oefening.

Het viel even stil. We wisten allebei dat dit niet was wat we voor ogen hadden. „Je past hier Ineke, dat weet iedereen hier. Gewoon domme pech.” De ogen van mijn collega werden vochtig. Het lukte me om de brok in mijn keel weg te slikken. Ik ging staan. Ik liep wat heen en weer. Toen volgde een fijn gesprek. Over hoe leuk we het samen hebben, hoe goed het gaat, hoe het nog beter zou
kunnen worden. Geen loze woorden, want het is waar en ik voel het. Dat blijft, ook al ga ik weg.

Het afgelopen jaar gaat in flarden voorbij. Korte filmfragmenten. De leuke contacten met collega’s. Jacolien, Elly, Anja, Marga, Ingrid, Ruud, Caroline, Ilona, Ria en Karin. En alle anderen die ik vergeet. De frustraties, de werkdruk, het werkplezier, het gewaardeerd worden, het idee dat je iets bijdraagt.

Een dezer dagen valt er bij al mijn collega’s, dus ook bij mij, een kaartje op de deurmat. Een opsteker van mijn werkgever waarin we bedankt worden voor onze inzet. Dat wij aandacht verdienen. We worden zorghelden genoemd.

Uiteraard met de beste intenties. Voor mij voelt het nu als een grote hap citroen. En dat mag van mezelf.

Ik heb voor hetere vuren gestaan en ik vind wel weer een ander weggetje. Geen reden voor paniek of om bij de pakken neer te gaan zitten.

Een paar keer goed slikken dus. Misschien een keer goed janken of boos worden. Maar op wie? Op de zure citroen dan maar. De citroen die corona heet. 




maandag 23 maart 2020

Klitten op een kluitje

Zondagmiddag 22 maart halverwege de middag. De jaren 80 hits van Radio 10 schallen uit mijn IPad op een zonovergoten terras in mijn achtertuin. De slaapzak over mijn benen houdt de schrale oostenwind op afstand. De koolmeesjes vliegen af en aan en trekken zich geen bal aan van de 1,5 meter afstandsregel, laat staan van een samenscholingsverbod.

Alles lijkt in de tuin bij het oude maar niets is meer hetzelfde. De berichten over de ernst van deze Coronacrisis worden steeds herhaald, soms grimmiger en de roep om een totale lockdown luidt steeds harder.

Onzekerheid over wat nog wel en niet kan of verantwoord is lijkt te groeien.
Ik lag twee weken geleden met griep op bed, ben weer opgeknapt maar nog licht verkouden. Mag ik mijn kerngezonde moeder nu bezoeken mits ik op afstand blijf, niet nies en niet hoest? Mag ik mijn zoon, die uit voorzorg in thuisquarantaine zit, wel even naar de winkel sturen omdat hij zijn energie ook af en toe kwijt moet? Ik overdenk en peins en houd, zoals velen, de berichtgeving van deskundigen in de gaten. In deze tijd de enige personen met terechte autoriteit. 

De beelden van volle parken en bootcamps roepen ergernis op en leiden vanzelf naar een totaalverbod. Blijkbaar kan het niet anders en komt Rutte een dezer dagen met nog strengere maatregelen om het virus te vertragen.

Ondertussen gaat het thuiswerken door. Menig huiskamer is een plek geworden waar nu kantoor wordt gehouden. Waar de eettafel vol staat met laptops, die rond etenstijd weer verplaatst moeten worden. Waar partners plots een soort van collega's zijn geworden en waar ouders tussen het werk door hun kinderen moeten begeleiden met huiswerk. We zitten vaker op elkaars lip en moeten nog meer dan anders rekening houden met elkaar. Soms is dat goed voor een milde clash die even daarna weer wordt bekoeld.

Dat is dan maar even zo. 
Dat pubers schoppen tegen het thuisblijfverbod snap ik wel. Dat we uitgemaakt worden voor ouders die moeilijk doen kan ik ook nog hebben. Waar ik  moeite mee heb zijn de ouders, die lak hebben aan de maatregelen en schouderophalend hun kroost op zaterdagavond laten gaan om ze lekker met elkaar te laten chillen. Als ze de 1,5 meter in acht nemen is er toch geen vuiltje aan de lucht? Dat chillen in de praktijk niet veel anders is dan klitten op een kluitje zijn ze voor het gemak dan maar even vergeten. Het hamsteren van pleepapier is hier kinderspel bij. 

Dus helaas.... Een totale lockdown ? Kwestie van tijd 😪


woensdag 18 maart 2020

Reacties in diarreekleur


De Coronacrsis betekent voor veel collega’s thuiswerken. Nu we elkaar steeds minder fysiek kunnen benaderen wordt er nog meer dan anders gebruik gemaakt van de e-mail. Soms verloopt dat een beetje stroef. Tja, iedereen staat onder druk en dan worden de  lontjes wat korter, de tenen wat langer en de adem iets sneller. Iets met een kat in het nauw.  Zo gaat het nou eenmaal bij plotselinge veranderingen. Is ook niet zo erg. We begrijpen dat van elkaar en maken dat later met een charmante mail weer helemaal in orde als in ‘Sorry voor kort onpersoonlijk berichtje, super druk ….Hoe voel je je nu trouwens?’

Soms is het ook best gezellig, zo’n e-mailwisseling in crisistijd. Originele en sfeer verhogende  aanheffen als: ‘ Ha, voormalig grieppatiënt die uit voorzorg vanuit huis werkt…’. Of diep empathische reacties als: ‘Wat vervelend man. De gewone griep?’ Om vervolgens over te gaan in lichte ergernis: ‘ Was vandaag op het werk maar daar wil je ook niet zijn. Gestress en weinig mensen.’

En misschien ken je ze wel, vragen in een bepaalde kleur, waarop geantwoord wordt in een andere kleur. Om vooral controle en overzicht te houden. Nu er steeds meer over en weer gemaild wordt raken de standaardkleuren rood en blauw op en krijg je conversaties als: ’ Ik heb mijn antwoord hieronder geplakt en met deze diarreekleur aanvullende antwoorden gegeven’, ‘ Zie mijn reacties op jouw diarree kleur in het donkerrood’ en ‘ dan antwoord ik in iets roze, paars achtig’. 

Of de serieuze vraag : ‘En jij, druk met alle Corona perikelen?’ die uiteindelijk verzandt in ‘Ik denk zelfs dat ik het heb, ik ben op dit moment iedereen aan het besmetten.’  En na ‘Oh, maar dat schijnt weer goed te zijn voor de groepsimmuniteit’, valt het akelig stil. 

Het Whatsappje van mijn meest directe collega ‘Heel onwerkelijk, het soort film waar ik eigenlijk nooit naar durfde kijken’ typeert de ernst van deze Coronasituatie. Ernst is het zeker. Daarom gooi ook ik ‘m er ook maar eens in, het oprecht gemeende: ‘Pas goed op jezelf’.
Al dan niet donkerrood, roze, paarsachtig of vooruit, in diarreekleur. 






vrijdag 21 februari 2020

Hoop na haat

Ergens op de Duitse snelweg, richting Hannover. Berlijn ligt zo'n drie uur achter ons. Zoon Maarten achter het stuur, zoon Jochem ernaast en de ouwe lui achterin. De afgelopen dagen dompelden wij ons onder in de geschiedenis van de twee grote wereldoorlogen, het Nazisme, de Jodenvervolging, de Koude oorlog en het einde daarvan.

We liepen tussen de betonblokken van het Holocaustmonument, we bezochten het museum Topografie des Terrors bij een stukje overgebleven Berlijnse Muur. De beelden van opgepakte, vernederde, onschuldige mensen die nog minder werden behandeld dan beesten blijven, ook na 75 jaar, afschuwwekkend en misselijkmakend.

Mijn haatgevoelens waren springlevend bij het zien van de uniformen, de bordjes met 'Juden nicht erwünscht'. Ik rilde bij de ontreddering in de ogen en de inbeelding van het gekrijs van de slachtoffers. Maar ik was ook onder de indruk van de kracht van de Berlijnse vrouwen, die na de oorlog tussen de puinhopen zochten naar wat ooit was.

Na een tijdje rond te hebben gelopen in de nagebouwde bunker van Hitler en daar met terugwerkende kracht te worden geschokt door de gevolgen van de indoctrinatie van het Duitse Rijk, was het genoeg. 

Ik ben grootgebracht met verhalen over de oorlog. Mijn opa en oma zaten in het verzet. Mijn moeder bracht een groot deel van haar jeugd door met onderduikers in huis en zag de dode lichamen van twintig gefusilleerde dorpsgenoten in de sneeuw liggen. Mijn vader had interesse in alles wat met de oorlog te maken had en bezat een rijke collectie aan boeken en films. In elke vakantie bezochten wij een oorlogskerkhof of monument.

Niet vreemd dus dat dit doorwerkt in de volgende generaties. Mijn kennis is, in vergelijking met wat zoon Maarten allemaal weet over '40-'45 en daarna, te verwaarlozen. Maar dat ik een klein schakeltje mag zíjn in de kennisoverdracht is een mooie gedachte. En dat er nog steeds jonge mensen zijn die de verhalen en de geschiedenis opzuigen is hoopgevend. 

De ellende is vaak voor ons ver weg maar door de aanslag in Hanau worden we, dichtbij, met de neus op de feiten gedrukt. Wat kunnen we meer hebben dan hoop? Hopen op de massale afkeuring van discriminatie en moordpartijen. Hopen dat het besef doordringt dat minderheden de schuld geven van de problemen niet de oplossing is. Hoop op wijze wereldleiders en politici die de juiste keuzes weten te maken. 

En dat hoop de haat overwint. De haat, die ook ik de afgelopen dagen van binnen heb gevoeld.


zondag 16 februari 2020

Achter je vrouw aanhobbelen


Gisteravond zat ik in de Euroborg. Niet omdat ik plotseling bekeerd ben tot Koning Voetbal. Nee, ik was bij bioscoop Kinepolis. Samen met Peter, voor de film van Herman Finkers.

We zaten ruim, op de hoek van rij drie,  mét beenruimte. Bijna net als thuis, alleen het voetenbankje ontbrak.

Het stel, met name de vrouw, dat achter ons schoof was nogal prominent aanwezig. Het begon al toen zij haar jas uitdeed en tot twee keer toe respectievelijk Peters hoofd en schouder aantikte. Tijdens de saunareclame, die steeds op het scherm verscheen,  becommentarieerde ze de foto met jonge mensen in het bad. Dat beeld klopte volgens haar niet, want in de sauna zie je alleen maar zestigplussers. Vervolgens begon ze over haar voordeelpasje van het Kruidvat. Je deelt eerst al je gegevens voor kortingen en vervolgens zie je de producten een week later met korting in het schap liggen. Irritant dus. Ik stootte Peter aan en fluisterde: 'Dan neemt ze die pas toch niet?' 'Inderdaad, hou je snavel' was onze eensgezinde conclusie. Misschien dacht die man dat ondertussen ook wel maar hij hield zich, buiten wat gehum en gegiechel, op de achtergrond.

Tijdens de presentatie van nieuwe films ging het gekakel gewoon door. Toen er op het scherm een melding kwam dat storend gedrag in de bioscoop op een 06 nummer gemeld kon worden dachten wij hetzelfde. In plaats van over te gaan tot actie stootten we elkaar weer aan. Toen de hoofdfilm begon ebden haar woorden in de eerste seconden weg, nadat ik 'sssst' deed. Gewoon toeval natuurlijk.

De film gaat over een langdurige relatie met ingesleten patronen, die voor hoofdpersoon Jan, steeds meer als benauwd, worden ervaren. Hij durft niet te scheiden en in plaats daarvan doet hij zich voor als dement. Hij wordt opgenomen op een gesloten afdeling van een verpleegtehuis om op die manier van de extreme betutteling van zijn vrouw Gedda af te komen.

Een film vol humor en tragiek. Maar ook de liefde die daar doorheen sijpelt is kenmerkend voor hun relatie. Ondanks de last die Jan in zijn huwelijk ervaart blijft de liefde voor Gedda onomstotelijk.

'Hier heb je ook van die mannen, die achter hun vrouw aanhobbelen.' Het was Peters conclusie toen tijdens de pauze menig stel zich dorstig of uitgehongerd naar de shop begaf. Ik moest erg lachen om zijn scherpe observatie.

De film ging verder. Het bleef opmerkelijke stil achter ons. De vrouw was gegrepen door het thema van de film. De man zag zijn missie als geslaagd. 
Hij hoeft voorlopig geen Alzheimer te faken. 


donderdag 13 februari 2020

Vaag verhaal man


Lijn 183, 's ochtends even na achten. Richting Vinkhuizen -  Zernike.

Bij de halte Johan van Zwedenlaan stapt een jongen in. Jaar of dertien, rode capuchon. 'Mijn vader is naar Frankrijk gevlucht, ruzie met m'n moeder.' Het is het eerste wat hij zegt tegen de jongen die al eerder is ingestapt. Hij gaat verder : 'Mijn moeder is helemaal overspannen met twee kinderen. Maar ik wil later ook twee kinderen.'

De bus gaat de bocht om. De beide jongens praten verder over gezichtscrèmes. En over hun kapsel. Dat wil nooit wat zij willen, ook al gaat er een lading gel op.

'Ik was maandag nog vrij, ik had een lang weekend', zegt de capuchondrager. 'Naar je vader geweest?' vraagt zíjn maat. 'Nee, hij is gisteren pas weg gegaan', antwoordt hij.
'Echt een vaag verhaal man', klinkt het peinzend. De capuchondrager reageert met:  'Ik was bij Centerparcs. Vette glijbanen daar. En meteen  daaropvolgend: 'Ga je ook naar het schoolfeest?' 
'Weet ik nog niet. Berlijn wordt wel gaaf.'

Bij halte Metaallaan stapt het tweetal uit. Ik volg ze tot het schoolplein van de Leon van Gelder.
Ik loop verder richting mijn werk. Met een vaag verhaal. Het blijft de rest van de dag in mijn kop zitten. 

zaterdag 8 februari 2020

Wij doen geen zaken aan de deur


Wij doen geen zaken aan de deur. Dit staat op een bordje bij een huis uit mijn buurt en heeft altijd mijn aandacht als ik langs wandel.

Waarschijnlijk hebben de bewoners een paar keer een vervelende ervaring gehad en proberen zij verkopers en bekeerders op die manier op afstand te houden.

Die afstand lukt in mijn geval niet helemaal. Hoewel ik niets te verkopen of te bekeren heb kijk ik - júist vanwege dat bordje - extra naar binnen als ik langs wandel. Ik zie dan altijd een seniorman die aan een tafel zit. Soms met laptop, soms met krant.

Ik stap door.
Met mijn gedachten, bij het huis, het bordje en die man stap ik door.

Zou hij helemaal nooit gestoord willen worden? Durven collectanten nog aan te bellen of gaan ze zijn deur voorbij? En de kinderen met Sint Maarten, de voetballertjes met oliebollen, de jeugd voor Jantje Beton of met kinderzegels? Of geldt het bordje alleen voor de snelle jongens van het energiebedrijf?

Ik stap door.

Zou er een vrouw zijn? Of een vriend, vriendin, kind, kat of kanarie met wie hij wél zaken kan doen? Wil doen. Hoopt te doen?

Ik stap door maar wil terug.
Uitzoeken hoe het zit met de zaken op het bordje. Aanbellen en vragen. Maar ik weet niet of ik dan een zaak heb waar wél aan gedaan wordt. Nou ja, het zijn mijn zaken natuurlijk niet.

Stom bordje. 





vrijdag 31 januari 2020

Willen maar niet doen. En andersom

Drie jongens van een jaar of vijftien. Weggedoken in hun capuchon lopen ze tegen de wind in richting school. Ik fiets ze achterop. Een van het drietal doet een handopening. Een plastic zakje beweegt als een vlieger in de lucht.

Ik wil stoppen en de jongen aanspreken. Ik sta op het punt om tot actie over te gaan. Angst om uitgemaakt te worden voor zeikwijf heb ik niet. Het risico lopen om voor paal te staan is allang geen issue meer. Maar ik laat het en fiets door.

Ik wil iets maar doe het niet.

Thuis, in de kast, ligt een zakje met gesuikerde dropmix. Ik wil er niet steeds in graaien. Ik wil niet dat die onweerstaanbare dropjes met twee of drie tegelijk in mijn mond verdwijnen.

Ik wil iets niet maar doe het wel. 


woensdag 22 januari 2020

Het nieuwe gevaar

Mijn Stella en ik zijn onafscheidelijk geworden. Ik trap naar mijn werk en weer terug. Toch zo'n honderd kilometer per week.

Op het fietspad in Leek is het 's ochtends rond acht spitsuur. Scholieren, ouders met kinderen en ik, die daar tegenin moet. De jeugd is zwaar in de meerderheid. Dat is helemaal niet erg en ik snap ook best dat het leuk is om met minstens drie man naast elkaar te fietsen. Dus hou ik me in. Maar zodra ik het dorp uit ben gaan de remmen los.

Ik denk altijd dat ik best snel ga. Op z'n hardst is dat zo'n 26 kilometer per uur. Maar als ik gepasseerd word door de dame die mij elke ochtend met hoge snelheid voorbij vliegt, ben ik die illusie kwijt. Voor even dan. Want als zij uit beeld is ben ik weer de baas en sjees ik langs de   zwetende ploeteraars, die niet bedeeld zijn met een accu.

Een fiets met ondersteuning went snel. Maar niet alle weggebruikers kunnen die snelheid goed inschatten. De eend die vanochtend bijna onder mijn voorwiel zat, had daar ook nog moeite mee. Onder kwaakend protest herpakte hij zich en vloog hij weg. Zich ergerend aan het nieuwe gevaar op de weg. Het nieuwe gevaar wat mij dagelijks van A naar B brengt.

Toch maar eens serieus een helm overwegen. Voor mij en de eend. 





zondag 19 januari 2020

Een mevrouw waar je 'u' tegen zegt

'What the fuck is die bus vol'.
'Ja, hij zit daar wél lekker chill'.
'Nou, er is ook eens WiFi'.
'Volgens mijn moeder moet ik mijn haar weer anders doen.'


Ik ben in lijn 85 beland. Lijn 85 is anders dan de vertrouwde lijn 3. Lijn 85 zit barstensvol. Met alleen maar scholieren, die allemaal richting stad moeten. Ik zie nog een plekje onder een rugtas. Ik vraag aan het meisje wat ernaast zit of ze ruimte kan maken. Ze pakt hem weg en gaat door met appen, swipen of anderzins mobielgebruik. Ik speur, op zoek naar leeftijdgenoten. In de verste verte niemand te bekennen. Alleen de buschauffeur komt een beetje in de richting.

Bij  P + R Hoogkerk stap ik uit. Ik loop naar de halte waar ik wacht op de volgende bus. 'Mevrouw, weet u waar perron Q is?', klinkt het naast me. 'Ik heb geen idee, waar moeten jullie heen?', informeer ik bij het jonge stel. 'Naar Zernike', antwoordt het meisje.' Dan staan jullie goed', zeg ik.

Ze zei 'mevrouw' tegen me. 
Ik ben een mevrouw geworden. 
Een mevrouw waar je 'u' tegen zegt. 

Het zal op den duur wel gaan wennen. 












vrijdag 10 januari 2020

Naar het ziekenhuis


De partner van een collega moet binnenkort een operatie ondergaan. Als alles goed gaat mag hij op dezelfde dag weer naar huis.

De collega vertelde dat ze het met haar moeder aan de telefoon over haar eigen ziekenhuisbezoek had gehad. Pakweg vijftig jaar geleden. De amandelen werden geknipt en ze moest een nachtje blijven. Dat was standaard in die tijd. Ze herinnerde zich haar onbestemde, nare gevoel toen haar moeder haar moest achterlaten.

Door haar verhaal kwam mijn eerste nachtje ziekenhuis ook weer naar boven. Gelukkig hoefde ik niet alleen maar mocht ik samen met mijn jongste zusje Corine. Spannend natuurlijk. We waren vier en zes jaar oud. Gewapend met onze pyamaatjes, in een rieten mandje, gingen we naar het ziekenhuis. Wat er aan de operatie vooraf ging herinner ik me niet. Wel weet ik nog dat we naast elkaar wakker werden op een zaal met andere kinderen. In een bed met spijlen. En dat ik 's nachts ruzie kreeg met een verpleegster. Mijn kleine zusje moest per se naar de wc terwijl ze niet hoefde. De verpleegster greep haar bij de arm. Ik trok aan de andere arm en riep : 'Ze zegt toch dat ze niet hoeft?' De zuster won.

'Kwam er ook wat?' vroeg ik aan Corine toen ze terug was. 'Natuurlijk niet', was het antwoord.

Op de dagen erna dronken we koude ranja en reden we op onze step en gevoelige keeltjes langs de school. Daar bleven we even staan kijken naar onze schoolgenootjes in het klaslokaal. We voelden ons stoer en bijzonder. Niet naar school en toch naar buiten. Met een blauw waterijsje dat we hadden gekregen van opa, die samen met oma op ziekenbezoek kwam.

Wie dacht er nog aan een starre nachtzuster?