'Ze werden in een bunker gestopt. Eerst kregen ze nog af en toe een stuk brood toegeworpen. Ze dronken hun eigen urine. De kaarsjes die ze brandden raakten op.'
Twee jonge meiden achter mij in de bus. De een vertelt de ander het slotgedeelte van een boek. Het verhaal is niet af. Ja, de mensen in de bunker zullen sterven maar wat gebeurt er daarna? Is hun familie er ooit achter gekomen waar ze gevangen werden gehouden? Hoe lang hebben ze nog geleefd? Zijn de lichamen ooit gevonden? Wat zijn het voor monsters die zoiets kunnen doen? Er volgen nog meer verhalen met een open einde. Het is voor de meiden niet te verkroppen dat ze niet weten hoe de verhalen aflopen. Ze praten verder over oorlogsfilms, vrijheid, Jodenhaat, onderdrukking, grootheidswaanzin, de hel.
Het verhaal van de bunker doet me denken aan de oorlog die in deze tijd weer volop wordt herdacht. Zoveel verhalen konden niet worden naverteld. Van mensen die niet meer terugkwamen uit de kampen, doodgeschoten werden of van de honger stierven. Verhalen zijn er ook van jonge jongens, die verplicht moesten dienen in het leger. Ver van huis moesten ze doen wat er werd opgedragen. De oma van mijn moeder kreeg hen in haar manufacturenwinkel. Ze sprak met de jongens over hun familie. Ze lieten haar de foto's zien van hun meisje in het thuisland. Ze zag de tranen in hun ogen.Volgens de verhalen aardige jongens, zonder ook maar een sprankje haat of agressie. Ze hoopten alleen maar dat de oorlog gauw voorbij zou zijn.
Ik hoop dat zij later aan hun kinderen konden vertellen hoe krankzinnig de oorlog was. Hoe zij worstelden met hun soldatenplicht. Hoe zij in het diepste geheim onschuldige mensen lieten ontsnappen. Dat ze steeds over hun eigen grenzen stapten en niet wisten hoe het verder moest. En hoe vaak ze moesten huilen om de waanzin die oorlog heet.