Er gaan relaties aan kapot en na vannacht snap ik dat helemaal. Het structurele zagende snurkgeluid uit de tent twintig meter verderop houdt ons behoorlijk uit de slaap. Bij gebrek aan oordoppen en de tegenzin of gêne om de lawaaischopper tot stoppen te manen ondergaan onze oren het indringende geronk en vallen we uiteindelijk in slaap.
Ik schijn het – net als mijn partner – ook te doen. Als dat
gebeurt is een corrigerende duw meestal afdoende. Het is nog nooit zo erg geweest dat één van ons moet
verkassen naar een ander slaapvertrek. Gelukkig maar ook want dat is bij ons
niet voor handen en het zou betekenen
dat de bank in de woonkamer gebruikt moet worden om nog een beetje nachtrust te
pakken. De partner van de snurker tegenover ons had blijkbaar geen last of is
er inmiddels zo aan gewend dat hij of zij niet meer zonder kan en het geluid
gebruikt als rustgevend middel om in slaap te komen. Op den duur raak je natuurlijk ook gewend aan
de lichaamsgeluiden van degene met wie je het bed deelt en kun je er voor
kiezen om je daar niet aan te ergeren.
Ik schijn naast het snurken, regelmatig te draaien, te zuchten en te
kreunen. Het tandenknarsen is inmiddels verleden tijd maar ook dat gebeurde
tijdens mijn slaap. Er is dus nog hoop voor de overige vormen van nachtelijke
lichaamstaal en wellicht komt het nog
eens zo ver dat ik de nachten bewegingsloos en als een soort van mummie
doorkom. Tot die tijd zal mijn partner het ermee moeten doen. Voor mijn andere
slaapmaatjes, zoals vriendinnen, geldt, dat als ze het leuk vinden om een
weekendje met mij op stap te gaan, mijn nachtelijke activiteiten op de koop
toe moeten nemen.
De snurker op de camping is inmiddels ontwaakt. Het blijkt niet alleen een aangelegenheid die voorbehouden is aan de nacht want ook vanochtend werd er vanuit de
tent lustig op los geronkt. Gelukkig is het stralend weer en is het niet erg om
vroeg uit de veren te gaan en ben ik hem of haar voor nu dankbaar voor de wake up
call. Daar zal ik de komende nacht ongetwijfeld anders over denken.