dinsdag 8 november 2016

'Ja maar' versus omdenken

'Goedemorgen, waarmee kan ik helpen?' Deze insteek bood mij hoop en vol goede moed vertelde ik mijn verhaal. Het ging over mijn zoon, die eerder vanmorgen onder schooltijd gebeld werd door een mevrouw die hier werkzaam is. Omdat hij midden in een les zat, vroeg hij of hij op een later moment terug kon bellen, wat prima was. Aangezien het toch wel een belangrijk telefoontje was - het ging over een afspraak voor een kort interview - benaderde hij mij iets later via Whatsapp. Hij had geen beltegoed, kon dus niet terugbellen en vroeg of ik het wilde doen. Ik ben de beroerdste niet dus belde ik het nummer wat hij mij doorgaf. De mevrouw aan de andere kant van de lijn kwam vrijwel direct tot de conclusie dat zij niets voor me kon doen omdat ik geen naam had van de dame die gebeld zou hebben. Ook haar collega, met wie ze kort overlegde, wist van niks.
Ik legde uit dat mijn zoon een paar dagen geleden, op vrijdag, een email - met de vraag om het interview, inclusief zijn 06-nummer - had gestuurd. 'Die email moet dus onder ogen zijn gekomen van die mevrouw die hem vanmorgen hierover heeft gebeld', opperde ik met enige stelligheid. 'Ja maar ik kan niet nagaan wie er gebeld heeft', verzuchtte ze. Ik wierp op dat het bericht waarschijnlijk bij haar, als receptioniste, binnen was gekomen. 'Ik was vrijdag vrij', was haar tegenargument. Even van mijn stuk door deze onhandige ( een understatement) uitspraak herpakte ik mijzelf en ging in de tegenaanval: 'Ik neem aan dat er dan een collega van u de mails ontvangt en doorstuurt? Ja maar.....',  het werd stil aan de andere kant van de lijn. 'Er werken hier meer dan 100 mensen, ik weet niet aan wie en als ik geen naam heb....' Dit leek te verzanden in een gevalletje vicieuze cirkel dus besloot ik de zogenaamde 'schooljufmethode' in te zetten. 'Naar wie of welke afdeling wordt er normaliter een soortgelijk verzoek doorgestuurd?' vroeg ik met mijn meest vriendelijke stem. 'Afdeling Communicatie!' klonk het kordaat. 'Nou', ging ik verder, misschien kun je daar eens informeren?' Dat ging ze doen en zette mij in de wacht. Na een tijdje was ze er weer met de mededeling dat er niemand van deze afdeling het telefoontje had gepleegd. Ik vond het nu veroorloofd om enig druk op de ketel te zetten en met ' Ik vind dit heel vervelend, hoe gaan we dit oplossen?' kaatste ik de bal terug. Ja, maar als we geen naam hebben...' Mijn hersens maakten inmiddels overuren door het bedenken van een volgende strategie om uit deze impasse te komen maar toen ineens als in een korte opleving: 'Ik kan de bestuurssecretaresse nog proberen.' Aan haar toon merkte ik wel dat deze optie waarschijnlijk ook tot niets zou leiden. Weer werd ik in de wacht gezet en na een flink poosje kwam het verlossende woord eruit: 'Mevrouw, ik ben er achter hoor, de bestuurssecretaresse heeft inderdaad met uw zoon gebeld;  u kunt over tien minuten terugbellen en haar spreken.' Het klonk zo opgelucht dat ik vrolijk met haar meedeed.
Hoewel ik - weliswaar na veel doorzagen -  mijn doel bereikt had, bleef ik toch met 'een beetje jammer' gevoel achter.  De basiseigenschappen die een receptioniste dient te hebben kwamen niet optimaal uit de verf in de afgelopen 20 minuten. Wellicht iets voor iemand van de afdeling Communicatie om haar hierin wat te coachen. Maar..... dan moet ze natuurlijk wel een naam hebben. Wordt lastig vermoed ik.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten